Uitgelicht : Vliegen boven conflictgebieden
Op woensdag 29 januari 2020 van 14.00 tot 17.00 uur debatteert de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat over vliegen boven conflictgebieden. Namens het kabinet is minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat aanwezig.
Volg live
Het overleg over vliegen boven conflictgebieden is in de Troelstrazaal. Via deze website kunt u live meekijken of meeluisteren. Of kijk via de handige app en website Debat Direct.
Agenda en verslag
U kunt hier alle stukken doornemen die bij deze vergadering horen. Zodra het woordelijk verslag van deze vergadering klaar is, kunt u dit ook via deze link lezen.
Convenant deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart
Sinds juni 2016 is er een "Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart". Op basis daarvan delen overheidsinstanties, de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers onderling informatie over dreigingen voor de burgerluchtvaart. Daarbij wordt gekeken naar situaties boven bekende conflictgebieden, maar ook naar eventuele acute dreigingsinformatie bij andere landen en de eventuele gevolgen van internationale ontwikkelingen. Met al deze informatie kunnen luchtvaartmaatschappijen een zo goed mogelijke risicoanalyse maken voor een veilige vlucht buiten het Nederlandse luchtruim.
Op grond van het verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO-verdrag) zijn luchtvaartmaatschappijen namelijk zelf verantwoordelijk voor hun risicoanalyses, routekeuzes en vluchtuitvoeringen door opengesteld luchtruim. Een luchtvaartmaatschappij bepaalt dus zelf haar vliegroutes over niet-Nederlands grondgebied en neemt zo nodig maatregelen voor een veilige vluchtuitvoering. De afweging hiervoor verschilt per luchtvaartmaatschappij. Daarbij houden maatschappijen vanzelfsprekend rekening met de wet- en regelgeving van de landen waarover heen gevlogen wordt.
Aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en ICAO-normen
Uitgangspunt van het ICAO-verdrag is dat elk land de volledige en exclusieve soevereiniteit heeft over het eigen luchtruim. Daaruit volgt dat dat land ook primair verantwoordelijk is voor de veiligheid in het eigen luchtruim. Landen die zijn verwikkeld in een gewapend conflict kunnen moeite hebben de veiligheid van hun luchtruim te garanderen. Dat blijkt ook door het recent neerhalen van een Oekraïens vliegtuig bij Teheran.
Binnen de ICAO zijn daarom nieuwe normen voorbereid en is gewerkt aan een nieuwe ICAO-handleiding voor de risicobeoordeling van het vliegen over of nabij conflictgebieden. Die normen zijn onder meer gebaseerd op aanbevelingen die de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) heeft gedaan in zijn onderzoek uit oktober 2015 naar het neerhalen van vlucht MH17.
Vooruitlopend op die voorgestelde wijzigingen (die volgens planning in 2020 voltooid moeten zijn) heeft Nederland bij ICAO en bij de IATA (een samenwerkingsorgaan van 290 luchtvaartmaatschappijen) erop aangedrongen dat landen en luchtvaartmaatschappijen op regionale schaal samenwerken en informatie delen, zoals dat ook in Nederland gebeurt. Van dergelijke samenwerking verwacht de minister meer effect dan het uitsluitend vertrouwen op luchtruiminformatie die verstrekt is door landen die in een conflict verwikkeld zijn.